© Money will buy a pretty good dog, but it won't buy the wag of his tail
Shetland Sheepdog en Chodsky Pes  Kennel ‘’Of Friendly Juwels’’
©Money will buy a pretty good dog, but it won't buy the wag of his tail
Shetland Sheepdog en Chodsky Pes  Kennel ‘’Of Friendly Juwels’’
ACHTERHAND: Dij: Breed en gespierd, de botten van het dijbeen vormen een rechte hoek met het bekken. Knie: Het gewricht heeft een duidelijke hoeking. Hak: Het spronggewricht is strak belijnd, goed gehoekt, laag geplaatst met sterk bot. Het spronggewricht moet van achter gezien recht zijn. Een mooie brede gespierde dij geeft aan de achterhand zoveel extra’s. Behalve nuttig ook erg mooi. Samen met een goede kniehoek stelt het de hond in staat voldoende stuwing voor een goed gangwerk te genereren. Het belang van balans tussen de hoek van de knie en de schouder werd al eerder genoemd. Een goed gehoekte laag geplaatste hak bevordert daarnaast een krachtige soepele stuwing. Een slappe achterhand, o-benen en koehakken bevorderen het goede gangwerk niet en geven bovendien geen bevrediging van ons schoonheidsgevoel.
VOETEN: Ovaal, de zolen goed gevuld, de tenen gebogen en dicht bij elkaar. De gewenste ovale voet moet beslist niet verward worden met een lange slappe voet. De vorm wordt veroorzaakt doordat de twee middelste tenen iets langer zijn. Lange, duidelijk schuin afgesleten nagels verraden onvoldoende gebogen tenen en slappe voeten. Het is belangrijk dat de goed gebogen en gesloten tenen voorzien zijn van dikke stevige voetzolen, omdat deze bij het gaan als schokdemper dienen.
GANGWERK: Lenig, vloeiend en sierlijk, met stuwing uit de achterhand, de hond moet met zo weinig mogelijk inspanning een zo groot mogelijk oppervlak van de grond beslaan. In telgang lopen, breien, rollen of een stijf gangwerk, waarbij de benen stijf en steil op en neer worden bewogen, is hoogst ongewenst. In een paar regels en met een beperkt aantal woorden beschrijft de standaard hoe deze werkhond moet bewegen om dat dag in dag uit te kunnen volhouden. Een heel werkzaam leven lang. Het beschreven beeld kan uitsluitend bereikt worden bij een goed gespierde hond waarbij de hoeken, die de botten met elkaar in de voor- en de achterhand vormen, ideaal zijn en in harmonie met elkaar. De achterhand moet een dusdanige pas maken, dat de daardoor ontstane voortstuwing, overgebracht door rug- en lendenpartij, door de voorhand met een zo groot mogelijke pas kan worden opgevangen zonder dat er onregelmatigheden in het beeld ontstaan. Zo’n goed gebouwde hond zal in een juist tempo van de draf de benen naar elkaar toe plaatsen op een denkbeeldige lijn, waarbij de linker achtervoet de prent van de rechter voorvoet raakt, zonder de voet zelf te raken: dit wordt snoeren, eensporig gaan of single tracking genoemd. De tweede regel beschrijft een paar belangrijke onregelmatigheden in het gangwerk. Telgang is echter een andere gang, dan de voor ons schoonheidsgevoel als ideaal beschreven draf. De benen van de voor- en achterhand bewegen in dat geval niet kruislings ten opzichte van elkaar, maar linksvoor en linksachter gelijk en rechtsvoor en rechtsachter gelijk. Er ontstaat dan een slingering in de gang, die niet echt mooi is en daarom moet het de hond op de show ook worden aangerekend. Wat kortere honden laten deze gang dikwijls zien, maar ook honden die vermoeid zijn en jonge honden. Blijkbaar is het voor de hond makkelijk, want ook sommige correct gebouwde exemplaren zijn zelfs op de show niet over te halen om een mooie diagonale draf te laten zien. Het gaat naar onze smaak wat ver om deze gang op een lijn te plaatsen met fouten die hun oorzaak vinden in onvolkomenheden in de constructie van de hond. Breien, weven of kruisen wordt veroorzaakt door een onevenwichtige bouw, waarbij de hond deze corrigeert ten opzichte van de rechte lijn van de gang met als gevolg het voor elkaar plaatsen van de voeten om toch nog een enigszins rechte lijn te beschrijven. Rollen is een term voor de draaiende beweging van de romp, waarbij vacht en vel in tegengestelde richting om het lichaam draaien. De pekinees is een ras, waarbij dit als zeer rastypisch beschouwd wordt. Zelfs in de afgezwakte vorm, waarbij het bij de sheltie soms voorkomt, oogt het niet fraai. Een hond moet soepel gaan, met een mooie afwikkeling van de pas, door een goede bouw en conditie, waarbij knie en hak mooi gestrekt worden. Wanneer de hond houterig, kort en dribbelend gaat, steppend, stotend of los in de voorhand, koehakkig of o-benig achter, dan zal een werkende hond teveel ‘slijten’ en te vroeg oud zijn. Een steltachtige gang, zoals een typische chow chow laat zien door zijn zeer steile achterhand, is uit den boze. Een bouw van de achterhand, die de stuwkracht teveel in opwaartse richting dwingt, en een steile voorhand zorgen weliswaar voor harmonie, maar niet voor typisch gangwerk. Dit op en neer dansende gaan wordt vooral door de leek als spectaculair ervaren, maar is voor het werk volkomen ineffectief. Terecht, dat de standaard zich daar tegen uitspreekt.
VACHT: Dubbel, bovenvacht met lang, hard en recht haar. Ondervacht zacht, kort en dicht. Kraag en manen zeer overvloedig, de voorbenen fraai bevederd. De achterbenen boven het spronggewricht rijkelijk met haar bedekt, onder het spronggewricht met kort haar. Snuit en voorhoofd met kort haar. De vacht moet passend zijn over het lichaam en niet overheersen of afleiden van de belijning van de hond. Exemplaren met kortharige vacht hoogst ongewenst. De beharing samen met het hoofd vormt voor een belangrijk deel de uiterlijke verschijning, die een hond tot een Shetland Sheepdog maakt. Met name voor de vacht geldt echter, dat er gewaakt moet worden voor overdrijving en dat hij - hoewel hij overvloedig moet zijn - het beeld van de Shetland Sheepdog als functionele langharige werkhond moet ondersteunen. Hij moet een weer- en windbestendige bescherming vormen, die het lichaam in zijn contouren volgt. Een dichte wollige ondervacht houdt de kou tegen en de hardere rechte dekharen zorgen ervoor dat regen en sneeuw daarin niet kunnen doordringen. Het is opmerkelijk dat bij veel reuen de manen en de kraag voller en langer zijn dan bij de teef, maar het is een fenomeen dat bij haar de beharing van de broek vaak langer is. Waarom er nog de nadruk gelegd wordt op de kortharige vacht is niet duidelijk, omdat deze foutieve haarstructuur zo zachtjes aan wel is uitgestorven. KLEUR: Sable: Effen of met zwarte haarpunten, elke kleurnuance tussen licht goudkleurig en mahoniekleurig, maar wel warm van tint. Wolfskleurig sable en grijs sable ongewenst. Driekleur: Diep zwart op het lichaam, bij voorkeur met warmbruine aftekening. Blue Merle: Helder zilverkleurig blauw, zwart gemarmerd en met zwarte vlekjes. Bij voorkeur met warmbruine aftekening, maar het ontbreken daarvan wordt niet als fout gerekend. Zware zwarte platen, lei- of roestkleurige tinten in boven- en ondervacht hoogst ongewenst, de algemene indruk moet blauw zijn. Zwart & wit en zwart & bruin: Ook erkende kleuren. Witte aftekeningen mogen (behalve bij zwart & bruin) voorkomen op de bles, de kraag en de borst, de poten en de staartpunt. De voorkeur gaat uit naar het aanwezig zijn van alle witte aftekeningen of sommige ervan (behalve bij zwart & bruin) maar het ontbreken van witte aftekeningen behoort niet bestraft te worden. Witte platen op het lichaam zijn hoogst ongewenst. Over de kleur lijkt men volkomen helder, maar er is - in tegenstelling tot de door de gedetailleerde beschrijving gewekte indruk - toch een addertje onder het gras. Bij de driekleuren en de blue merles namelijk schrijft de standaard: ‘bij voorkeur warmbruine aftekeningen’. De vraag doet zich nu voor: ‘wat te doen met de blue merles zonder tanaftekeningen, die ook wel bi-blue genoemd worden’? De discussie, die in Engeland gevoerd wordt, spitst zich toe op de vraag wat de standaard bedoelt. Slaat ‘bij voorkeur’ op de intensiteit van de aftekeningen of op aftekeningen zelf? Zelfs de toevoeging in de standaard, dat het ontbreken daarvan bij de blue merles niet als fout moet worden aangerekend, heeft de discussie niet kunnen beteugelen.
MAAT : Ideale hoogte aan de schoft gemeten: reuen 37 cm, teven 35,5 cm. Meer dan 2½ cm boven of onder deze hoogte hoogst ongewenst. Forse afwijkingen van zowel de onder- als de bovenmaat zijn zeker geen uitzondering. De bonte verscheidenheid in de voorouders maakt dat dit niet verwonderlijk is. Al decennia lang proberen fokkers dit probleem te doorgronden, maar gezien de reuzen en de dwergjes, die van tijd tot tijd de revue passeren, nog niet met erg veel succes. FOUTEN : Elke afwijking van de voorafgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de beoordeling van de ernst van de fout moet exact in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet en invloed heeft op de gezondheid en/of het welzijn van de hond. DISKWALIFICERENDE FOUTEN: Agressief of overmatig schuw Iedere hond die duidelijk lichamelijke- of gedragsafwijkingen toont zal gediskwalificeerd worden. Deze standaard is een goed voorbeeld van een Britse standaard, die over het algemeen niet al te veel aan de fantasie over laat, maar fokker en keurmeester toch de nodige speelruimte biedt. Opmerkelijk is het aantal onderdelen, waar de standaard aangeeft dat een fout ‘hoogst ongewenst’ is, terwijl uit de praktijk van alle dag toch blijkt dat niet elk punt waar ‘hoogst ongewenst’ aangegeven wordt even ‘hoogst ongewenst’ is. Een compleet gebit is ‘hoogst gewenst’, maar houdt dit dan ook in dat een incompleet gebit hoogst ongewenst is? De standaard geeft geen uitsluitsel. Positief is zeker dat de standaard verder naar het gebit kijken vraagt dan alleen het beoordelen van de voortanden. Een hond laten vallen wegens een enkele missende premolaar is het andere uiterste. De staart in geen geval geknikt. Dit geeft tenminste een zeer duidelijke richting aan. De zeker niet uitputtend beschreven lijst met hoogst ongewenste fouten in het gangwerk varieert in ernst nogal van elkaar. Zo zal een in telgang lopende hond geen fraai gezicht opleveren, maar het behoeft niet op een fout in de constructie te berusten, terwijl dat wel het geval is bij een steppend of stotend gangwerk, dat weer niet genoemd wordt. De kortharige vacht is al aan bod geweest, maar de foutieve kleuren nog niet en ook daarin rekent men in de praktijk de ene fout zwaarder aan dan de andere. Zo worden een wolf-sable en een blue merle met grote zwarte platen in een blauwe vacht vaak niet bestraft. Zelfs een witte vlek op de rug wordt niet altijd aangerekend, terwijl de standaard toch duidelijk is over de verdeling van het wit. Een witte rugvlek verraadt een bij de hond aanwezige bontfactor. Bontjes eindigen daarom terecht vaak met een zeer lage kwalificatie. Een wat brede bles daarentegen wordt vaak ongegrond niet geapprecieerd en dat geldt ook voor ticking, de gekleurde vlekjes, die meestal in het wit van de benen, maar ook wel op de snuit voorkomen. De standaard rept daarover met geen woord. Voor terugzetting op de maat lijkt de overschrijding van de 2,5 cm norm dikwijls geen criterium. Over het algemeen heeft pas een overduidelijke onder- of bovenmaat gevolgen. N.B. : Reuen moeten twee duidelijk normale testikels hebben, die volledig in het scrotum zijn ingedaald. Alleen goed functionerende en op het eerste gezicht gezonde honden, met een rastypisch uiterlijk, zouden voor de fok ingezet moeten worden. Het afsluitende deel van de standaard heeft weinig van doen met schoonheid, maar alles met de fokkerij. Verminderde vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid zijn het gevolg, wanneer dit kenmerk van de mannelijke vruchtbaarheid ondergeschikt wordt gemaakt aan andere doelstellingen en honden met deze afwijking toch voor de fok worden ingezet. Misschien in het verleden, in de periode van opbouw van het ras, legitiem, maar bij de huidige aantallen en populariteit volkomen onnodig. Op het gevaar af om een open deur in te trappen: een gezonde voortplanting is wel het allereerste vereiste bij het in stand houden van een ras! Met betrekking tot het tweede punt: de FCI wil met deze extra toevoeging aangeven dat zij - behalve het rastypische uiterlijk - ook gezondheid en normaal functioneren van de hond belangrijk vinden. Loes Mouchart en Jan de Gids De tekeningen zijn gemaakt door Astrid Alkemade en Bianca Vermeijmeren
· · · ·
Blue Merle zonder tan (Bi Blue)
Driekleur zonder tan (Bi Black)
Sable
Driekleur
Blue Merle
De Rasstandaard 2 Sheltie